1 van de redenen waarom ik wil meewandelen
Op vrijdagmorgen 9 november 2001 werd ik wakker en merkte ik dat mijn linkerarm weigerde te doen wat ik wilde.
De huisarts gebeld en ik kon op t spreekuur komen. Op de afgesproken tijd stapte ik de werkkamer binnen waar een vervanger van mijn eigen huisarts me zat op te wachten, een dame wiens naam ik NIET zal noemen (óók omdat ik hem ein-de-lijk vergeten ben net als de andere van hem over wie ik het straks nog moet gaan hebben)
Ze deed een paar testen en daar reageerde mijn arm positief op dus heb ik me laten wegsturen met de uitspraak je zult er wel op hebben geslapen.
In de middag ging ik met knallende hoofdpijn en zo misselijk als een kat mijn bed in en slapen.
Aan het eind van die middag belde mijn toenmalige vriend voor een praatje en ik kon enkel “met angelique” en “ja & nee” zeggen.
Hierop is hij met gierende banden en een koevoet in de kofferklep (hoorde ik achteraf) naar me toe gekomen. Toen hij voor de deur stond heb ik zelf de deur open kunnen doen en daarna ben ik weer mijn bed ingedoken omdat ik doodmoe was.
Wat ik nog meer deed daar zal ik de details niet van vertellen maar lekker zag het er niet uit als ik diezelfde vriend mag geloven en geloof me zo voelde het ook niet! Hij is toen telefoontjes gaan plegen naar mijn vader en andere vrienden van me en uiteraard naar de weekendarts, de laatstgenoemde weigerde te komen want hij had me de maandagavond ervoor nog gezien en toen had hij geconstateerd dat ik voorhoofdsholteontsteking had en dat moest vanzelf en met neusspray overgaan.
Uiteindelijk heeft 1 van mijn vrienden toen uit naam van de KMAR de meldkamer gebeld en een ziekenwagen richting mijn huis gestuurd. Deze is wél geweest maar konden me niet meenemen naar het ziekenhuis omdat de weekendarts geen opdracht wilde geven. Zo ben ik de nacht in gegaan en werd het zaterdag 10 november waarop de weekendarts nog steeds weigerde te geloven dat er iets anders aan de hand was maar op aandringen van mijn vader is hij tóch ff langsgekomen. Hij ging op het randje van mijn bed zitten en wilde dat ik overeind kwam maar omdat mijn linkerarm het inmiddels helemaal niet meer deed en je wel kon stellen dat ik compleet links verlamd was en daarnaast kon ik ook al geen woord meer uitbrengen, lukte dat niet dus ik bleef liggen waar ik lag. Hierop ging hij naar de gang en zei tegen mijn vader en de rest die zich er inmiddels verzameld had in mijn kleine huisje “dit is psychisch en zolang zij niet wil zeggen wat er is kan ik geen diagnose stellen dus stuur ik haar ook niet naar het Ikazia Ziekenhuis Rotterdam toe! Zorg dat haar psycholoog haar zover krijgt dan praten we verder”
Hierop is met man en macht geprobeerd om die psycholoog te pakken te krijgen om het verhaal te doen en die heeft gezorgd dat er een ambulance kwam om me in een psychiatrisch ziekenhuis op te laten nemen. De ambulance kwam en gelukkig merkte 1 van de ambulanciers op dat het écht haast begon te krijgen dat er iets gebeurde en ik hoor (dat is zoiets frustrerend wel kunnen horen maar niks kunnen zeggen of uitleggen!) hem nóg zeggen “deze vrouw hoort niet in een psychiatrisch ziekenhuis thuis maar moet met vliegende spoed naar de eerste hulp toe!!”
Zo gezegd zo gedaan, ik werd op de brancard gelegd en de ambulance ingeschoven en daar ging ik op weg naar het ziekenhuis, ruim 24 uur later nadat de eerste symptomen zich openbaarden.
Eenmaal in een kamer op de ehbo van het Ikazia zakte ik weg in een coma die een week bleek te gaan duren, het leek wel alsof ik toen dacht van “ok ik ben veilig ik kan het nu over geven”
Dokter Zuidgeest en dokter Mulder vertelden mijn vader dat het zéér kritiek was en het een dubbeltje op zijn kant zou zijn of ik het zou halen, ze hebben gevóchten voor mijn leven en met resultaat! Na een week kwam ik bij uit de coma en leerde ik langzaamaan weer praten en lopen en op 5 december mocht ik het ziekenhuis verlaten om naar Revalidatiecentrum Rijndam te gaan om weer opnieuw alles te leren wat nodig is om zelfstandig te gaan wonen. Hier waren ze ook zó lief en kundig! De weekenden mocht ik Rijndam verlaten om door te brengen bij mijn vader in huis die me vrijdags ophaalde en zondags terugbracht.
Het weekend van vrijdag 5 januari 2002 was het eerste weekend dat ik voorgoed naar huis mocht, dit heb ik nog bij mijn vader doorgebracht om daarna terug naar mijn eigen huisje te gaan.
Overigens ben ik in de tijd dat ik in Rijndam was nog wél bij die weekendhuisarts geweest samen met mijn zus en de man van mijn andere zus en hij sloeg van schrik bij-na stijl achterover toen hij mij zag en putte zich uit in ontelbare excuses dat ik steeds andere symptomen had (wat niet waar was) maar het enige dat ik toen gezegd heb was: “het is dat mijn familie het me afraadt maar anders had je zo’n klacht aan je broek bij de medische tuchtraad!” Niet veel later heeft hij besloten met pensioen te gaan...
Eeuwig dankbaar ben ik de ambulancier die wél doorhad wat er wellicht aan de hand was met me (Sinustrombose, oftewel trombose in mijn hoofd in mijn stille hersenen veroorzaakt door onder andere (bleek later) een erfelijkheidsfactor geërfd van zowel mijn moeder als mijn vader genaamd Factor V Leiden) en ook de eerder genoemde doktoren en de rest van al het zorgpersoneel van Ikazia en alle medewerkers van Rijndam natuurlijk óók!
Ik ben er nog en hoe! Sterker dan ooit tevoren en ben nog lang niet van plan om op te geven, daar is het leven, hoe zwaar soms ook, me te lief voor!!
Dank iedereen voor het lezen van dit lange stuk en een fijne liefdevolle week!!